Op 12 augustus 1904 werd er in Peterhof een kind geboren.
Het was een jongen en zijn ouders noemde hem: Aleksej.
Hij was het vierde kind en enige zoon van Tsaar Nikolaas II van Rusland en Tsarina Alexandra Fjodorovna.
Aleksej had vier zussen:
– Olga
– Tatjana
– Maria
– Anastasia
Aleksej had geen broers:
In Sint-Petersburg werden, zoals altijd bij een keizerlijke geboorte, kanonschoten afgevuurd: 300 voor een zoon en 101 voor een dochter. Het volk en de elite hoopten, na de vier grootvorstinnen, al sinds het huwelijk van Nicolaas en Alexandra op een zoon, een erfgenaam. Het was dan ook groot feest toen ze 300 kanonschoten telden. Nicolaas en Alexandra gaven hun zoon de naam “Aleksej”.
Maar het feest was, in het paleis, voor korte duur. Aleksej leek aan de bloedziekte hemofilie te leiden. In die tijd was hemofilie dodelijk. De tsaar besloot om het volk hier niks over te zeggen, dan hoefde ze zich geen zorgen te maken over de troonopvolging. In zijn jeugd als Aleksej vaak interne bloedingen, waardoor hij niet kon slapen. Dan werd hij gedragen door zijn lijfwacht, de matroos Derevenko. De bloedingen waren heel pijnlijk en Aleksej kreeg hier geen medicijnen voor, dit was om te voorkomen dat de tsarevitsj hier verslaafd aan zou worden. Tsarina Alexandra schakelde de hulp in van de sinistere wonderdoener, Grigori Raspoetin, door hem leken de bloedingen te stoppen.
Op 15 mei 1917 was Aleksej niet langer meer troonpretendent, want zijn vader, namens zichzelf en zijn zoon, afstand nam van de troon. Een jaar later werd Aleksej en zijn familie vermoord door de bolsjewieken.